Woensdag 7 september 2016,
Voorzitter,
Mensen zijn trots op hun werk. Werk is meer dan een inkomen. Het zorgt voor zelfstandigheid, eigenwaarde en sociale contacten. Ik vind het belangrijk te kijken naar wat mensen nog wel kunnen, in plaats van wat ze niet kunnen.
Mensen die ziek zijn, willen graag weer aan het werk, zodra ze hersteld zijn. De bedrijfsarts helpt hen daarbij, maar deze zorg van de bedrijfsarts, kan beter. Daar zijn we het allemaal over eens. Het ziekteverzuim van werkenden in Nederland is al decennia lang één van de hoogste in Europa.
De minister wil iets doen om de zorg te verbeteren, dat siert hem, maar de wettelijke mogelijkheden zijn beperkt. Het SER advies uit 2014 was drieweegs verdeeld, zowel Kroonleden, vakbonden als werkgevers waren het niet over de oplossingen eens.
Dit geeft direct het dilemma van dit wetsvoorstel weer. De VVD had graag maatregelen gezien om de huisarts en specialist beter te laten samenwerken met de bedrijfsarts. Omdat we geloven dat dit de kwaliteit van de zorg echt verbeterd.
Het gaat dan meer om een cultuuromslag, waarbij de curatieve sector meer oog heeft voor het feit dat hun patiënt werkt. Iemand is niet alleen maar patiënt of werknemer, maar is beiden. Daarom zou ik graag zien dat de minister hier actie op onderneemt. Dat hoeft niet in de wet. Dat kan in een werkprogramma waarbinnen de curatieve zorg en de arbeidsgeneeskundige zorg samenwerken. Dat programma moet langdurige arbeidsuitval voorkomen, leiden tot minder ziekteverzuim voor mensen en minder lasten voor de werkgever. Graag een reactie van de minister op dit voorstel.
De laatste jaren hebben we het al vaak gehad over de drempel voor werkgevers om mensen aan te nemen. Dat de financiële lasten van werkgevers moeten worden verlaagd, maar ook de administratieve rompslomp moet worden verminderd. Zodat mensen weer een baan vinden. Want we willen allemaal dat mensen niet aan hun lot worden overgelaten als ze ziek worden en weer gaan werken zodra ze dat kunnen. Dit wetsvoorstel is slechts een verzameling van procedurele veranderingen, die de lasten verhogen en waarvan het effect op de kwaliteit van de zorg onbekend is of afwezig.
Ik ga enkele technische onderdelen van de wet langs:
• Second opinion.
Waarom is het Kabinet tot dit voorstel gekomen? De SER heeft het niet geadviseerd en ook de Raad van State vond het onnodig. De second opinion wordt ook al wel toegekend, waarom is het nodig om die wettelijk te verankeren als tegelijkertijd het Kabinet niet verwacht dat er veel gebruik van zal worden gemaakt? Hoe verhoudt de mogelijkheid van een second opinion zich tot het deskundigenoordeel dat een werknemer bij het UWV kan aanvragen?
• Dat de werkgever aan preventie moet doen en hier een persoon verantwoordelijk voor moet maken in de organisatie, dat staat buiten kijf. Dat is al wettelijk geregeld, en moet wat de VVD betreft ook gehandhaafd worden. Hier gaat het om het instemmingsrecht van de ondernemingsraad bij de benoeming van de PERSOON van de preventiemedewerker. Wat gaat er nu verkeerd in die benoeming zodat dit recht moet worden vastgelegd? wat is de meerwaarde van dit voorstel? Wat nu als een organisatie geen ondernemingsraad heeft?
Is het niet wijzer in te zetten op daadwerkelijke verbetering van de preventie, vraag ik de minister? Zelf ben ik op zoek gegaan naar voorstellen uit het veld. Ik hoor hier dat hier geen wetswijzigingen voor nodig zijn. Maar ik krijg uit het veld van toxicologen en arbeidshygiënisten te horen dat een paar kleine verbeteringen in de uitvoering al een groot effect kunnen sorteren. Het verbeteren van het toezicht op naleving van de risico-inventarisatie en evaluatie RI&E kan veel beroepsziekten voorkomen. Wat ik hoor is dat het toezicht hierop door de Inspectie niet toereikend is. Hierdoor worden risico’s voor beroepsziekten gemist. Door onvoldoende kennis over de stand van de wetenschap en laatste ontwikkelingen. Door de deskundigheid van het toezicht te versterken kunnen beroepsziekten worden voorkomen. En daar is het ons allemaal toch uiteindelijk om te doen. Om te voorkomen dat mensen tijdens hun werkende leven of na hun pensionering, door hun werk ziek worden. Graag een reactie van de minister.
• Toegang tot de bedrijfsarts. Voor de arbowet is niet de formele, maar de feitelijke situatie doorslaggevend wie de werkgever is. Dus een uitzendkracht kan naar de bedrijfsarts van het inlenende bedrijf waar hij werkt. Wat nu als de uitzendkracht voor verschillende bedrijven werkt? De VVD is er voorstander van dat zzp-ers zelfstandig blijven en dus ook zelf verantwoordelijk blijven voor hun arbozorg. Maar, als niet de formele maar de feitelijke situatie leidend is, wat is dan het onderscheid tussen zzp-ers en uitzendkrachten? Kan dit voorstel ertoe leiden dat ook zzp-ers naar de bedrijfsarts van een opdrachtgever gaan net als uitzendkrachten en de werkgever dus hun bedrijfsarts betaalt?
•Dat heeft niet de voorkeur van de VVD.
In de meeste landen is de kennis over beroepsziekten beter ontwikkeld dan in Nederland. In België en Duitsland bijvoorbeeld. In dit wetsvoorstel wordt er meer handhaving aangekondigd op de plicht tot het melden van beroepsziekten door bedrijfsartsen.
Er is een plicht tot melden, maar je kunt hem niet handhaven. In de praktijk komt het erop neer: als een bedrijfsarts een beroepsziekte constateert, maar niet meldt, dit moeilijk op te sporen is. De Inspectie mag de medische gegevens van de patiënt niet inzien.
De heer Ulenbelt heeft een amendement ingediend met een wettelijke plicht voor de werkgever de beroepsziekte te melden. Dat kan ik niet volgen. Ik ken de SP als een partij die wil dat de werkgever niets weet van de ziekte van de werknemer. De SP is een verdediger van het medisch beroepsgeheim en vindt de VVD hier aan haar zijde. Hoe kan de werkgever verantwoordelijk worden om iets te melden, wat de werkgever volgens de wet niet mag weten?
De verplichting tot melden blijft wat de VVD betreft liggen bij de bedrijfsarts. Geen plichten invoeren die je niet kunt handhaven. Het is al zo moeilijk om de meldplicht door bedrijfsartsen te handhaven, het lijkt onmogelijk om dit te doen bij werkgevers die deze informatie niet mogen hebben.
De VVD denkt dat er twee mogelijkheden zijn om ervoor te zorgen dat beroepsziekten meer worden gemeld.
Ten eerste: Doorgaan op deze weg, er worden nu gelukkig meer beroepsziekten gemeld dan toen dit nog de verantwoordelijkheid van de werkgever was.
Ten tweede, de echte, structurele oplossing voor de melding van beroepsziekten is onderscheid te maken in het verzekeringsstelsel tussen beroepsziekten en niet werkgerelateerd werkverzuim. De focus op beroepsziekten is er in Nederland niet, omdat dit onderscheid er niet is. De werkgever is verantwoordelijk voor het loon of de uitkering van zijn werknemers tijdens ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid, ongeacht of de oorzaak ligt in een beroepsziekte of niet werkgerelateerd verzuim. In landen in Europa waar dit onderscheid wel gemaakt wordt, is er meer kennis over beroepsziekten en worden die beter voorkomen. Zo is de diagnostiek voor beroepsziekten beter in België en Duitsland en zijn daar bijvoorbeeld de hulpprogramma’s voor PTSS ten gevolge van werk beter ontwikkeld. Daarom bepleit de VVD dat dit onderscheid er op termijn komt.