Debat met minister Asscher over Handhaving

25 juni 2014

Debat met minister Asscher over Handhaving

Voorzitter,

De Aanpak Malafide Uitzendbureaus is stevig en de VVD ondersteunt deze lijn die sinds 2012 is ingezet. In de brief die de minister heeft gestuurd, geeft hij aan niet tevreden te zijn met de progressie en de zelfregulering in de sector. Het keurmerk is onvoldoende onderscheidend, er zijn bedrijven die een keurmerk hebben, die zich niet aan de wet houden. De vraag is, wanneer is het wel onderscheidend? De VVD constateert dat door de sterke focus op verbetering en handhaving door de marktpartijen SNA en de SNCU aan de ene kant en de Inspectie SZW aan de overheidskant veel meer overtredingen worden opgespoord dan in het verleden. De VVD wil dat de minister dit beleid door zet, maar niet direct grijpt naar overheidsregulering.

De minister wil per juli 2014 aanstaande bijvoorbeeld negen nieuwe cao elementen in het keurmerk opnemen. Als dit eind 2014 niet leidt tot verbetering van de naleving van de cao dan moet de uitgever van het keurmerk op de naleving van de cao gaan handhaven. Als VVD zijn we voorstander van een strenge aanpak van malafiditeit, maar we vragen ons af of je van bedrijven kan verwachten dat ze binnen een half jaar aan allerlei nieuwe eisen voldoen voor een keurmerk, waarvan onduidelijk is wanneer ze voldoende scoren. We krijgen van de marktpartijen te horen dat deze termijn van een half jaar wanneer ze moeten voldoen niet met hen is besproken, maar pas later is ingevoerd. Wil de minister met marktpartijen in gesprek gaan om te zien of deze invoertermijn wel realistisch is. Waar ik naar op zoek ben is: Wanneer is dit strengere beleid geslaagd is? Wat zijn hier de criteria voor?

Voor de VVD blijft het handhaven van de cao een zaak van werkgevers en werknemers en niet van de overheid. De VVD wil zelfregulering een kans geven en ervoor waken dat overheidsregulering en vergunningen te zien als een ultieme oplossing voor de aanpak malafiditeit. Dat vindt de VVD een schijnoplossing. Gelukkig geeft de minister zelf aan dat de waarborgen van een vergunning ook makkelijk kunnen worden ontweken.

 

Voorzitter,

Veel partijen in De Kamer willen de Fraudewet verzachten. De VVD wil fraude blijven aanpakken, maar de problemen die er zijn oppakken zonder de wet aan te passen. Het doel van de Fraudewet voor de VVD is dat iedereen de uitkering krijgt die hem toekomt en niet meer en niet minder dan dat.

In het werkbezoek dat we als Kamer onlangs hadden, heeft het UWV aangegeven dat het witte fraude altijd detecteert. Hiervan is sprake als je bijwerkt terwijl je een WW-uitkering krijgt en dit niet opgeeft. De werknemer voldoet dan niet aan zijn inlichtingenplicht en geeft inkomsten niet op. Er kan sprake zijn van fraude, maar ook van een vergissing.

In het jaarverslag van de SVB heb ik gelezen dat zij voor haar klanten maandelijks extra inkomsten natrekt en verrekent met de uitkering. Dat is ook in lijn met de Wet Eenmalige Uitvraag (WEU), waarbij overheidsorganisaties gebruik maken van alle bronnen die ze hebben om de hoogte van de uitkering vast te stellen. De Belastingdienst berekent ook je aanslag voor, op basis van beschikbare informatie. Dat vermindert de verantwoordelijkheid van uitkeringsgerechtigden niet, maar is wel een vorm van service vanuit de overheid. Is dit beleid uitvoerbaar voor het UWV? Het zou voor de VVD getuigen van service-verlening van een overheidsorganisatie als het UWV aan haar klanten. Maar tegelijkertijd klinkt het zo simpel dat ik me niet kan voorstellen dat er niet eerder aan is gedacht. De vraag is of verrekening van uitkeringen en inkomsten voor het UWV uitvoerbaar is als middel om fraude te voorkomen? Wat zou het kosten en wat levert het op? Is dat met elkaar in verhouding? Het UWV kan zo service verlenen aan haar klanten en voorkomen dat mensen frauderen. Graag een reactie van de minister.

 

Voorzitter,

In de brief van 26 mei is een kwalitatieve monitor van de uitvoeringspraktijk uitgevoerd. Vooraf is in de PWC monitor gesteld dat het doel van het onderzoek niet is om de effecten van de Fraudewet te meten.

De VVD vraagt zich af of wat nu eigenlijk het kader is waaraan succes of falen van de Fraudewet wordt getoetst? Er is niet afgemeten aan vooraf gestelde doelen. Er worden wel knelpunten geconstateerd op basis waarvan verzachtingen worden voorgesteld. De VVD heeft behoefte aan een kader waaraan de effecten van de wet kunnen worden beoordeeld. Wanneer vindt de minister vermindering van fraude in voldoende mate bereikt en is de wet geslaagd? Dat wordt nu door iedere politieke partij vanuit zijn eigen ideologie subjectief ingevuld. Wat is de doelstelling van het Kabinet?

Wat zijn de streefwaarden? Zelf kijk ik altijd naar incassoratio’s maar wellicht heeft de minister betere parameters?

Wanneer is fraude voldoende verminderd om volgens de minister positief te worden geëvalueerd?

Ik overweeg hier een motie over in te dienen.

 

Voorzitter,

Tenslotte:

De VVD ondersteunt de inzet van het middel “naming and shaming” door de Inspectie SZW van overtreders van de wet. Andere toezichthouders, zoals de Inspectie van het Onderwijs hebben laten zien dat het een effectief middel kan zijn. Volgens de VVD moet dit zware middel echter alleen worden ingezet bij overtredingen met een zware impact op de samenleving of bij recidive. Is de minister het hier met de VVD eens?

 

5 replies added

Leave your comment