Mevrouw de Voorzitter,
We spreken hier vandaag over de overbruggingsregeling die het vangnet is voor mensen die tijdelijk geen inkomen hebben, omdat de AOW-leeftijd wordt verhoogd.
De VVD is voorstander van koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting, om de AOW op termijn betaalbaar te houden. Er komt nu maar 60% van de premies binnen die aan AOW-uitkering wordt uitbetaald. Tegen ruim 31 miljard aan uitgaven staat grofweg 21 miljard aan premies in 2012. Deze situatie is op termijn onhoudbaar. Handhaving van de 65 jaar is de rekening voor de vergrijzing bij een steeds kleinere werkende bevolking leggen.
De VVD steekt zijn kop niet in het zand voor de vergrijzing. Bij de invoering van de AOW in 1957 is besloten om deze niet aan de levensverwachting te koppelen. Dat betekent dat we al 55 jaar dezelfde AOW-leeftijd hanteren. De levensverwachting van een 65-jarige is inmiddels 5 jaar langer dan in 1957, mensen genieten langer van hun AOW en het aantal mensen onder de 65 die de AOW-premie betalen wordt steeds minder. De premie voor de AOW alleen, is nu al 18% van het inkomen voor mensen onder de 65. Het is te prijzen dat het Kabinet zijn verantwoordelijkheid neemt en de AOW op termijn aan de levensverwachting koppelt.
Het verhogen van de AOW-leeftijd is en blijft echter een pijnlijke maatregel. Maar buitengewone tijden vragen om buitengewone maatregelen. Tegelijkertijd beseffen we ons dat het heel hard is dat mensen die hun leven lang hebben gewerkt, nu niet met 65 met pensioen kunnen. Ook kunnen ze in vele gevallen hun inkomenspositie niet meer verbeteren. We vinden het belangrijk dat mensen de tijd moeten krijgen om zich voor te bereiden op het omhoog gaan van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit kan door langer door te werken of te sparen. Als dit de komende vijf jaar niet mogelijk is, doordat het inkomen of spaargeld ontoereikend is, dan is het goed dat deze overbruggingsregeling soelaas biedt voor mensen die al met VUT of prepensioen zijn.
We zijn blij dat de regeling ook gaat gelden voor mensen die een private arbeidsongeschiktsheidsverzekering hebben of een private nabestaanden uitkering hebben en hiermee vervroegd met pensioen zijn gegaan. Gelukkig is het zo dat dit maar een relatief kleine groep is. In de brief van de staatssecretaris staat dat het dit jaar gaat om 11.000 mensen en dat loopt af tot 1.700 mensen. De overbruggingsregeling voorkomt dat mensen overmatig aanspraak maken op hun vermogen en hun aanvullend pensioen naar voren moeten halen. De meeste ouderen hebben gespaard voor een goed pensioen of hebben wat extra spaargeld, zodat ze het langer kunnen doen zonder AOW in de overgangssituatie.
De VVD fractie vindt het positief dat de SVB de mensen in de doelgroep direct aanschrijft. Zo wordt voorkomen dat mensen die er recht op hebben er geen gebruik van maken.
De VVD is er voorstander van dat de uitvoeringskosten van de regeling zo laag mogelijk blijven. Het is naar inschatting 5 miljoen voor een regeling die in 2014 9.100 mensen bedraagt, dat is 550 euro (549,45) per uitkering, dat is een meer dan een halve maand AOW (1.000 euro). De staatssecretaris heeft hierover een uitvoeringstoets van de SVB gevraagd. Wat zijn hierbij de bepalende factoren? Wat kunnen wij, als mede regelgevers doen om de uitvoeringslasten zo beperkt mogelijk te houden? Ik roep de staatssecretaris op te trachten de uitvoeringskosten zo laag mogelijk te houden.